Report of the FoodFirst Vijverbergsession on Regional Trade (in Dutch)
Vijverbergsessions are closed sessions where academics, politicians and experts from the government, civil society and business discuss global food issues; goal is to formulate conclusions relevant for policy makers. On Wednesday July 2, 2014, the platform FoodFirst organized a session about the role of regional markets for food security in Africa. Please find below the report of this Vijverbergsession on Regional Trade (in Dutch), where the F&BKP Office was represented by Nicole Metz.
Regionale economische ontwikkeling, regionale voedselzekerheid én de ontwikkeling van lokale voedselproducenten zijn gediend bij het wegnemen van knelpunten voor intraregionale handel. Boeren die effectief toegang krijgen tot regionale input- en afzetmarkten zullen hun productiviteit en inkomen verhogen en zo de regionale voedselzekerheid bevorderen.
Nationale, regionale en continentale instellingen spelen daarin een sleutelrol, niet alleen door het implementeren van een regionaal landbouw en voedselzekerheidsbeleid, maar ook door op een gecoördineerde manier knelpunten aan te pakken op het vlak van bijvoorbeeld handel, douane, infrastructuur, investeringen en het beheer van natuurlijke grondstoffen. Regionale integratie en interregionale handel binnen Afrika staan dan ook centraal in het continentaal landbouwbeleid van de Afrikaanse Unie, de Comprehensive Africa Agricultural Development Programme (CAADP).
Nederland erkent het cruciale belang van regionale markten voor economische ontwikkeling en voedselzekerheid en als ontwikkelingspartner steunt het dan ook het bevorderen van regionale integratie en intraregionale handel. De overheid werkt daarbij nauw samen met het Nederlandse bedrijfsleven om met name het regionaal ondernemings- en investeringsklimaat te verbeteren.
Hoe kunnen private en publieke partners daarbij het best samenwerken om samen obstakels, oplossingen en kansen te identificeren? Wat levert het concreet op voor de lokale boeren?
Jos van Gennip opende de Vijverbergsessie met een vooruitblik op de FoodFirst conferentie over Family Farming die in het najaar in de Rabobank in Utrecht plaats zal vinden. Deze en de aankomende twee Vijverbergsessies zijn voorbereidend op deze conferentie.
Presentatie Gerdien Meijerink (LEI)
Handel tussen Afrikaanse landen wordt erg bemoeilijkt door verschillende formele en informele barrières. De belangrijkste barrière is het sluiten van de landsgrenzen door het instellen van een exportverbod om lokale prijzen laag te houden; dit heeft enorme consequenties voor prijzen in buurlanden. Door het sluiten van landsgrenzen ontstaan niet alleen (mogelijk) voedseltekorten in de buurlanden en komt daarmee de voedselzekerheid in gevaar, maar ook wordt de prijs van voedsel beïnvloed. In het land dat zijn grenzen sluit, wordt de prijs van voedsel lager en krijgen de boeren dus ook veel lagere prijzen voor hun producten, terwijl in de andere landen de prijs van voedsel stijgt en de consumptie daalt.
Daarnaast zijn er allerlei formele en informele barrières aan de grens die een goede en efficiënte handel in de regio belemmeren, van een administratieve papierwinkel aan de grens tot het (ook fysiek) lastig vallen van handelaren. Ook het gebrek aan een goede fysieke infrastructuur is een barrière, maar dat onderwerp heeft al veel (financiële) aandacht gekregen, met name vanuit de EU.
Als deze barrières worden weggenomen zou Afrika beter in staat zijn om zichzelf van genoeg voedsel te voorzien.
Presentatie Jeske van Seters (ECDPM)
Regionale integratie kan bijdragen aan voedselzekerheid. Niet alleen kan voedsel van gebieden met voedseltekorten naar gebieden met voedseloverschotten gebracht worden, ook ontstaan nieuwe mogelijkheden voor schaalvergroting, diversificatie en waarde-creatie in de regio. Intraregionale handel is niet voor niets een eeuwenoud fenomeen.
In Afrika wordt het belang van intraregionale handel onderkend. Ter gelegenheid van het tienjarige bestaan van CAADP hebben Afrikaanse staatshoofden in de recente top van de Afrikaanse Unie in juni 2014 in Malabo het belang van landbouw voor duurzame economische groei in Afrika bevestigd en daarbij veel nadruk gelegd op de rol van intraregionale handel. De staatshoofden hebben een verklaring over landbouw en voedselzekerheid uitgegeven met de contouren van de CAADP agenda voor de komende 10 jaar, die het belang van het bevorderen van lokale, regionale en internationale handel, als ook het verbeteren van het investeringsklimaat in Afrika, onderstreept, en de ambitie vastlegt om intra-Afrikaanse handel in deze periode te verdrievoudigen.
Dit is in lijn met activiteiten van regionale economische gemeenschappen als de ECOWAS, COMESA, EAC, ECCAS en SADC, die streven naar het creëren van een vrijhandelszone of douane unie. ECOWAS in West Afrika heeft een regionaal landbouwbeleid met een bijbehorend investeringsplan en COMESA (Oost en Zuidelijk Afrika), ECCAS (Centraal Afrika) en SADC (Zuidelijk Afrika) zijn in een vergevorderd stadium van formulering van een soortgelijk investeringsplan, met daarin maatregelen om intraregionale handel in landbouwproducten te bevorderen. Dan gaat het om verbeteringen van rurale infrastructuur, harmoniseren van regionale normen voor landbouwproducten en het versterking van corridors voor landbouwgerelateerde waardeketens.
Alle goede initiatieven ten spijt zijn er nog verschillende obstakels die een bloeiende intraregionale handel in de weg staan, zoals:
- De gebrekkige implementatie op nationaal niveau van regionale afspraken;
- Veel landen zijn lid van meerdere regionale economische gemeenschappen, waarin tegenstrijdige afspraken worden gemaakt (bijv. te hanteren handelstarieven);
- In het beleid is een belangrijke rol weggelegd voor kleine boeren en het lokale midden- en klein bedrijf, maar in de uitvoering wordt daar niet altijd naar gehandeld;
- Voedselsoevereiniteit staat hoog op de agenda, maar er leven zeer uiteenlopende interpretaties over wat dit precies inhoudt, op welk niveau het moet worden nagestreefd (lokaal, nationaal, regionaal, continentaal) en welk beleid daar het beste bij past.
Presentatie Kim Geesink (BuZa)
Nederland (BuZa) heeft meerdere programma’s lopen die zien op regionale marktontwikkelingen, gekoppeld aan de ontwikkeling van de private sector. Op het Afrikaanse continent zijn markten sterk gefragmenteerd en heeft de private sector nog weinig toegang tot regionale markten, terwijl toegang tot markten een belangrijke randvoorwaarde voor private sector ontwikkeling is. De ontwikkeling van een goed ondernemingsklimaat is ook van belang voor Nederlandse bedrijven die willen investeren in ontwikkelingslanden.
Nederland heeft meerdere programma’s lopen ter bevordering van regionale marktontwikkeling, waaronder:
- CLIENT; een systeem ontwikkeld door Economische Zaken om handelscertificaten in landbouwproducten te digitaliseren en automatiseren. Het resultaat is een sterke vermindering van administratieve lasten en een betrouwbaardere en snellere logistiek. Het systeem is succesvol geïmplementeerd in Kenia en er wordt nu een pilot opgezet in Ghana.
- Marketing Inputs Regionally 2009-2013. Dit programma ondersteunde lokale boeren in West Afrika in het ontwikkelen en verwerven van landbouwinputs, zoals zaden en mest. Ook heeft het programma bijgedragen aan het harmoniseren van regionale wet- en regelgeving op dit terrein, zodat inputs makkelijker en goedkoper verhandeld / geïmporteerd kunnen worden.
- Trademark East Africa 2011. Dit programma streeft ernaar om one-border posts te creëren in Oost Afrika, zodat betere toegang tot naburige markten verkregen wordt. Dit resulteert in betere afzetmogelijkheden, kwaliteitsverbetering en een hogere prijs voor producten en hogere werkgelegenheid en stimuleert handel en investeringen..
Gesprek
Formele en informele barrières
Formele barrières zijn vooral een probleem voor de grotere handelaren. Ze leveren behalve een financiële kostenpost ook veel tijdverlies op. Voor de kleinere partijen vormen met name de informele barrières het grote probleem, zoals steekpenningen waaraan door douane-ambtenaren veel geld wordt verdiend.
Door het creëren van incentives voor belanghebbenden, streeft het Nederlandse beleid ernaar om zowel de formele als de informele barrières zoveel mogelijk weg te nemen. Afrikaanse overheden richten zich hier ook meer en meer op. Dit is een moeizaam proces gezien de belangen die er mee gemoeid zijn.
Vanuit de EU is veel aandacht voor het ondersteunen van Afrikaanse partners bij het oplossen van de formele (intraregionale) barrières.
Nederlandse vs. Europese bijdrage
Wil de Nederlandse aanpak optimaal aansluiten bij de lopende ontwikkelingen op dit gebied, dan dient zij complementair te zijn aan de Europese.
Nederland moet daarvoor een duidelijker externe agenda ontwikkelen, met een heldere inzet op regionale programma’s. Daar waar Nederland goed in is, kan het internationaal meer via Europa handelen en daarbij zelf het initiatief houden. Er moet wel sprake zijn van een coherente benadering waarmee naast economische belangen ook ontwikkelingsdoelen gediend zijn.
Vanuit Nederland kan bijgedragen worden aan het ontwikkelen van een modernere visie op ‘boeren’ als ondernemers.
Handelsakkoorden
De EU is bezig met het sluiten van (vernieuwde) handelsakkoorden (EPA’s) met Afrikaanse regio’s, maar de onderhandelingen verlopen moeizaam. Voor de minst ontwikkelde landen (MOLs) geldt dat de nieuwe EPA’s hen minder voordelen bieden; grenzen worden opengesteld en eerder verleende privileges vervallen mogelijk. Voor de landen die geen MOLs meer zijn heeft juist het niet sluiten van een EPA sterke nadelige gevolgen. Voor hen vervallen namelijk de privileges van de interim EPA wanneer ze niet voor de deadline van 1 oktober tot een akkoord komen. Ze kunnen dan geen aanspraak meer maken op de everything but arms regeling die geldt voor alle MOLs. Als ze niet voor de deadline tot een akkoord komen, hebben ze geen vrije toegang meer tot de EU markt. Dit geldt voor landen zoals Kenia en Ghana.
Vanuit de EU wordt het handelsaspect van de EPA’s teveel benadrukt, ten koste van het ontwikkelingsaspect; dat zorgt voor weinig constructieve onderhandelingen.
Nederland stelt zich op het standpunt dat het sluiten van andere handelsakkoorden, zoals het Transatlantisch Handels- en Investeringspartnerschap tussen de EU en de Verenigde Staten (TTIP) geen negatief effect op de handel met Afrika mag hebben.
Infrastructuur
De EU heeft succesvol geïnvesteerd in de ontwikkeling van infrastructuur. Deze rol wordt in Afrika steeds meer overgenomen door opkomende staten. De EU verlegt langzaam haar nadruk naar de ontwikkeling van de private sector. Financiering voor infrastructuur blijft wel bestaan, maar onder andere noemers, zoals veiligheid. De private sector (o.a. bankwezen) zou dit gat kunnen / moeten dichten en of landen commercieel geld kunnen lenen.
Urbanisatie
De verstedelijking in Afrika neemt enorm toe en er ontstaat een (grotere) middenklasse. De middenklasse heeft direct belang bij harmoniseren van transnationale handelsafspraken; zij betaalt bijvoorbeeld nu een hogere prijs voor buitenlandse producten. Door het harmoniseren van de afspraken zouden zij in de toekomst makkelijker en goedkoper (intra)regionale producten kunnen kopen. Er zijn al lokale ondernemers die activiteiten ondernemen om grensoverschrijdend de voedselvoorziening in de steden te organiseren. Om hen verder te stimuleren zou gewerkt kunnen worden aan het ‘branden’ van regionale producten met afzetmarkt in Afrika. Branding van regionale producten is succesvol gestimuleerd binnen Europa en zou meer kunnen worden gepromoot door Europees regionaal handelsbeleid.
Door de urbanisatie vindt een verschuiving in governance plaats en wordt de macht van de nationale regeringen geringer en van de middenklasse (o.a. bedrijfsleven) groter. Urbanisatie en het toenemende belang daarvan zou een van de aandachtspunten voor volgende Vijverbergsessies kunnen zijn.
Regionale markten stimuleren
Door de toenemende invloed van het bedrijfsleven, rijst de vraag hoe de Nederlandse overheid in kan spelen op de behoeften van lokale partijen, bedrijven, ngo’s en overheden. Er moet nagedacht worden over prikkels voor lokale partijen om hen aan te laten sluiten en daarover moet open gecommuniceerd worden, zodat vertrouwen gewonnen wordt. Alleen op die wijze kunnen constructieve afspraken worden gemaakt en markttoegang gecreëerd. Bij het stimuleren van het bedrijfsleven moet overigens niet alleen worden gekeken naar de keten, maar ook naar het maken van afspraken op sector en nationaal niveau (regelgeving, business environment).
Handel leidt tot economische groei en doorgaans tot meer werkgelegenheid. Handel stimuleert niet noodzakelijkerwijs een open economie, om die relatie te begrijpen is meer onderzoek nodig. Daarom moeten niet alleen gekeken worden naar handel, maar naar de hele keten en de sectoren waarbinnen de keten opereert. Bijvoorbeeld hoe de producten daadwerkelijk bij de consument in fragiele staten terecht komen. Welke interventies werken goed om bepaalde ontwikkelingsdoelen te behalen? Afrika (G7+) is zelf voorloper in de ontwikkeling van gericht beleid hierop; hierbij kan Nederland aansluiten.
Tenslotte: de Studiekring Ontwikkelingsvraagstukken organiseert de komende anderhalf jaar een aantal seminars over voedselvraagstukken in Afrika.
Samenvatting door Paul Engel (ECDPM)
Vraag is of we voldoende onze Europese ervaring delen. Nederland heeft veel te bieden, maar moet niet te verkokerd zijn tussen interne marktontwikkelingen en externe relaties, waardoor incoherente / gefragmenteerde hulp wordt aangeboden en kansen worden gemist. Europa heeft bijvoorbeeld veel ervaring met handelscorridors en zou die ervaring met Afrika kunnen delen. Verschillende belangen spelen echter wel een rol en daar moet meer rekening mee worden gehouden.
Zorg dat de dialoog niet alleen intercontinentaal, maar ook op regionaal niveau plaatsvindt. Datzelfde geldt voor dialogen tussen de publieke en private sectoren. Betrek ook lokale en regionale bedrijfsleven in dialoog. Door de dialoog kan harmonisatie en handhaving van de regels tot stand komen. Zorg bovendien dat belanghebbenden stakeholders worden en verbreed interventies van ketens naar sectoren.
Tenslotte dienen structurele veranderingen te worden gestimuleerd, zoals het transformeren van het business climate en het investeren in ondernemingen van vrouwen, zodat op lokaal niveau geïnvesteerd kan worden.
Report written by Marieke de Sonnaville (Vijverbergsession).